ECLI:NL:HR:2024:885 - PONT Data&Privacy (2024)

2.1Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit, in het bijzonder over het ijzeren voorwerp waarmee de verdachte de aangever naar het oordeel van het hof heeft geslagen.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

“hij op 9 augustus 2020 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een ijzeren voorwerp, tegen zijn hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2020 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2020237372-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

als de op 10 augustus 2020 afgelegde verklaring van de aangever [slachtoffer]:

Op 9 augustus 2020 omstreeks 23.15 uur bevond ik mij met mijn scooter op de [a-straat] te [plaats]. Ik zag daar drie jongens lopen. Ik ben deze jongens aan hun rechterzijde gepasseerd. Op het moment dat ik de langste jongen passeerde keek ik hem aan. Ik zag dat deze jongen met een ijzeren pijp in mijn richting sloeg. Ik zag dat de pijp een grote zwaai maakte in mijn richting. Ik voelde hierop een klap op mijn rechter slaap. Het was een lange staaf met een kromming aan het uiteinde.
Ik zag dat de politie ter plaatse was. Ik zag dat er drie jongens waren aangehouden. Ik herkende deze jongens als de jongens die mij eerder hadden geslagen. De jongen die mij heeft geslagen was overduidelijk langer dan de twee andere jongens. Ik denk dat deze jongen ongeveer 1.85 meter lang was.

2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 augustus 2020 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2020237372-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

als de op 10 augustus 2020 afgelegde verklaring van (...) [betrokkene 1]:

Op 9 augustus 2020 zag ik drie jongens over de [a-straat] lopen. Later op de avond omstreeks 23.30 uur heb ik die drie jongens weer gezien toen ik de [a-straat] afreed. Ik zag dat één van de jongens een ijzeren pijp in zijn hand had.

3. De verklaring van de verdachte.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2021 verklaard -zakelijk weergegeven-:

Ik was op 9 augustus aan het lopen met mijn neefjes in [plaats]. Er kwam een scooter achter ons aanrijden.

Wij werden door de politie gearresteerd.

4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2020 van de Districtsrecherche Alphen aan den Rijn - Gouda met BHV nr. 2020237372. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:

Naar aanleiding van een straatroof werden de verdachten [betrokkene 2], [betrokkene 1] en [betrokkene 3] aangehouden en overgebracht naar het arrestantencomplex van het politiebureau Gouda.

In verband met het feit dat een getuige in deze zaak had verklaard dat de langste van het drietal daadwerkelijk had geslagen, heb ik destijds een onderzoek ingesteld naar de lengte van de verdachten.

Met behulp van de medewerkers van het arrestantencomplex werden met een meetlint de twee langste verdachten opgemeten. Hierbij kwam vast te staan dat de verdachte [betrokkene 2] een lengte had van 1.68 meter. De verdachte [betrokkene 1] had een lengte van 1.85 meter.

De verdachte [betrokkene 3] werd niet gemeten omdat hij duidelijk nog kleiner was dan de andere twee verdachten. Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat verdachte [betrokkene 1] de langste verdachte was van de drie.

5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2020 van de Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2020237372-15. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):

als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:

Op maandag 10 augustus 2020 omstreeks 10.00 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], op de [a-straat] te [plaats]. Wij waren hier voor een onderzoek omtrent een straatroof die in de afgelopen nacht op deze locatie had plaatsgevonden.
De hondengeleider heeft met de hond in het gebied gezocht naar mogelijke sporen en objecten die met de straatroof te maken hadden. De hond sloeg aan. Hierop zag de hondengeleider iets zilverkleurigs in de brandnetels liggen. Vervolgens zagen wij dat dit een langwerpig ijzeren staaf was. Bij het oppakken van de staaf zagen wij dat dit een staaf was om putdeksels mee op te tillen. De zilveren staaf kwam overeen met de beschrijving die het slachtoffer en de getuige gaven in hun verklaringen.

6. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 10 augustus 2020, opgemaakt en ondertekend door een arts (Hof: handgeschreven naam niet leesbaar). Deze geneeskundige verklaring houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (...):

als relaas van deze arts:

Uitwendig waargenomen letsel: rechter oogkas snijwond. De wond is schoongemaakt, gelijmd en geplakt.”

Het hof heeft over de bewezenverklaring verder onder meer overwogen:

“De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig haar in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen, zoals mondeling aangevuld ter zitting - het verweer gevoerd dat aangever de verdachte vóór de rotonde heeft geschopt en dat zij [het hof begrijpt: verdachte en/of zijn neven] vervolgens pas na deze confrontatie het ijzeren voorwerp hebben gepakt uit een vrachtwagen die na de rotonde was geparkeerd. Verdachte heeft verklaard het ijzeren voorwerp niet in zijn handen te hebben gehad. De verdachte had derhalve op het moment van de confrontatie met aangever geen ijzeren voorwerp in zijn handen en heeft de aangever noch met een ijzeren voorwerp noch met zijn handen geslagen. (...) De verdachte dient te worden vrijgesproken.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat aangever op 9 augustus 2020 met zijn scooter een groep jongens passeerde op de [a-straat] te [plaats]. Op het moment dat hij met zijn scooter passeerde zag aangever dat de langste jongen van de groep, de verdachte, met een ijzeren pijp in zijn richting sloeg. Aangever voelde direct daarop een klap op zijn rechterslaap. Hij liep bij deze klap een snijwond op aan zijn rechteroogkas. De volgende dag werd door de politie een langwerpige ijzeren staaf gevonden die overeenkomt met de beschrijving van aangever en een getuige.

De aangifte wordt ondersteund door de bij aangever geconstateerde verwondingen. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte pas na het treffen met aangever in het bezit is gekomen van het ijzeren voorwerp. Het hof acht mede gelet daarop wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever met een ijzeren voorwerp tegen zijn hoofd heeft geslagen.

(...)

Het hof verwerpt het verweer.”

Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2021 heeft de verdachte daar aangevoerd:

“Op 9 augustus 2020 was ik met mijn neefjes aan het lopen in [plaats]. Er kwam een scooter achter ons aanrijden. De scooterrijder reed raar. Hij gaf gas. Ik keek om. Ik wilde kijken wat er gebeurde. Ik draaide mij om en kreeg een trap tegen mijn schouder. Ik had pijn. De scooterrijder reed vervolgens verder. In de verte bleef hij staan kijken wat wij deden.

Wij kwamen een paar vrachtwagens tegen. Wij hebben daar iets uitgepakt voor het geval hij ons zou aanvallen. Dit deden wij om onszelf te beschermen. Daarna werden wij door de politie gearresteerd. Er is verder niets gebeurd.

U vraagt mij wie de stok pakte. Dat staat in het dossier. Ik was het niet. Het was een andere persoon. Verder is er niks gebeurd. Wij zijn gewoon verder gelopen.

U zegt mij dat de aangever heeft verklaard dat hij is geslagen met een metalen voorwerp. Hij had een verwonding aan het gezicht. Voorts dat een neef van mij bij de politie heeft verklaard dat ik een slaande beweging heb gemaakt naar de scooterrijder. En tot slot dat een andere neef heeft verklaard dat er sprake was van een holle metalen buis.

Dit slaat nergens op. Wij hebben het voorwerp uit de vrachtwagen gepakt. Ik heb dat metalen voorwerp nooit in mijn handen gehad. De vrachtwagen zagen wij pas na het incident met de scooterrijder. Dit was later. Het klopt dan ook niet wat de aangever heeft verklaard. Ik weet niet hoe hij aan zijn verwonding is gekomen. Misschien was hij dronken.


(...)

De verklaring van de aangever klopt niet. Ik kan u niet zeggen hoe hij aan die verwonding is gekomen. Mijn DNA is ook niet gevonden op het voorwerp.”

Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2021 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die in het dossier is gevoegd. Deze pleitnota houdt onder meer in:

“Bewezenverklaring
De politierechter is in eerste aanleg tot het oordeel gekomen dat client deze [slachtoffer] gepoogd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een putdeksellichter tegen het hoofd te slaan.

De politierechter gaat hierbij uit van de aangifte van [slachtoffer], het aantreffen van client en zijn neven daar in de buurt, een PV waaruit blijkt dat client de langste is van de drie en het aantreffen van de putdeksellichter.

De politierechter gaat er hierbij vanuit dat de aangever de waarheid vertelt, dat sprake is van onvoorwaardelijk opzet en een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Naar de mening van de verdediging kunnen op basis van deze bewijsmiddelen deze conclusies niet worden getrokken. Daarnaast is het opvallend dat de verklaringen van de verdachten, welke toch een ander verhaal vertellen, in zijn geheel niet terug komen.

Naar de mening van de verdediging kan, wanneer hier wel rekening mee worden gehouden, helemaal geen bewezenverklaring volgen.

Verklaring aangever
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en beschrijft dat hij - bij het passeren - uit het niets eigenlijk met een stalen pijp op zijn rechterslaap/oog wordt geslagen. Als reactie hierop trapt hij deze jongen op zijn borst. Hij verklaart dat de jongens nog even achter hem aan rennen en dat hij even verder een tijd blijft wachten. Na een kwartier ziet hij daar de jongens aan komen lopen. Dan vertrekt hij naar het woonwagenkamp.

Verklaringen verdachten
De verdachten hebben een ander verhaal. Zij liepen daar inderdaad met zijn drieën op de weg, zonder slechte bedoelingen, gewoon onderweg naar huis. Toen de aangever op zijn scooter voorbij kwam, schopte hij client op zijn borst.

Zij zagen de aangever even verder tot stilstand komen en daar blijven staan. Zij waren bang dat er nog meer zou komen, dat hij hen daar stond op te wachten. Omdat zij daar bang voor waren, heeft één van de drie jongens uit een vrachtwagen daar in de buurt een ijzeren voorwerp gepakt. Niet veel later zijn zij aangehouden.

Neef [betrokkene 3] vertelt een duidelijk verhaal. Alles wat hij zegt, wordt bevestigd. Tot in detail wordt bevestigd waar de vrachtwagens stonden, hoe deze eruit zagen, dat dit soort gereedschap erin lag en dat dit er nu niet meer in lag. Bevestigd wordt dat hij het voorwerp in de bosjes heeft weggegooid. Hij heeft dit voorwerp gepakt en vastgehouden. Ook dit wordt bevestigd door de camerabeelden.

Client bevestigt vandaag ter zitting zijn verhaal. Het is jammer dat hij dit niet eerder heeft verteld. Hij herinnert zich onzeker te voelen en liep er tegenaan dat hij zijn advocaat niet goed heeft kunnen spreken voor het verhoor. Zijn advocaat adviseerde hem te zwijgen, wat hij ook heeft gedaan, maar wel veel spijt van heeft. Hij had niet verwacht dat de aangever zou worden geloofd, gewoonweg omdat het niet klopt.

Uit de magere verklaring van client blijkt echter wel dat het niet klopt wat de aangever heeft gezegd. Wanneer client wordt gevraagd of zijn DNA op het voorwerp is te vinden, antwoordt hij met nee. Hij geeft bovendien aan dat het niet mogelijk is wat de aangever vertelt. Zijn standpunt is hiermee duidelijk.

Hoe dan ook ontkent hij de aangever te hebben geslagen. Het is juist dat hij voor de rotonde is geschopt en dat zij na de rotonde het voorwerp hebben gepakt. De aangever bleef in het zicht en stopte steeds, waardoor voor hen niet duidelijk was wat hij van plan was.

Neef [betrokkene 2] is iets minder duidelijk. Volgens hem zou client een schrikbeweging hebben gemaakt, als gevolg waarvan de aangever hem een trap heeft gegeven. Zij hadden in ieder geval geen voorwerp en client heeft hier met zekerheid niet mee geslagen. Ook hij legt gedetailleerd uit waar zij dit voorwerp vandaan hebben.

Er zijn dus twee mensen die uit zichzelf verklaren dat er niet geslagen is, dat de aangever degene is die heeft geschopt en dat zij op dat moment geen voorwerp tot hun beschikking hadden. Zij vertellen uit zichzelf dat zij het voorwerp pas later hebben gepakt en dat hiermee niet geslagen is. Hun verhaal wordt bevestigd door objectieve bewijsmiddelen.

De vrachtwagens worden gevonden. De door de verdachten opgegeven plek van de vrachtwagens klopt. De omschrijving van de vrachtwagens klopt. Bevestigd wordt door de eigenaar van de vrachtwagens dat dit soort voorwerpen erin liggen. Bevestigd wordt dat dit voorwerp er nu niet meer in ligt en deze dus is weggenomen.

De beelden bevestigen bovendien dat [betrokkene 3] het voorwerp in zijn handen heeft en client niet. De beelden bevestigen dat de drie jongens daarvoor niet met een voorwerp te zien zijn.

De politierechter is hier echter volledig aan voorbij gegaan. Sterker nog, het wordt in zijn geheel niet genoemd. Terwijl hier duidelijk uit blijkt dat de jongens het voorwerp, waarvan de aangever zegt dat hij hiermee geslagen is, niet hadden op het moment dat zij met elkaar worden geconfronteerd.

DNA
Er is DNA onderzoek gedaan. Er zijn geen matches uitgekomen, omdat de concentraties DNA te laag waren. Er blijkt in ieder geval niet uit dat het verhaal van client, waarin hij aangeeft het voorwerp niet te hebben aangeraakt, niet klopt.

Wat opvallend is, is dat er ook geen DNA van de aangever op is aangetroffen. Opvallend, omdat hij hiermee zou zijn geslagen en hij hierdoor is gaan bloeden. In die situatie is het niet aannemelijk dat er slechts een lage concentratie DNA op de putdeksellichter zou zitten.

Overig
Vragen die wij kunnen stellen, zijn de volgende. Waarom zou aangever dit zeggen? Dat is altijd een goede vraag, die wij niet altijd kunnen beantwoorden. Helaas zien wij vaak genoeg dat aangevers niet de waarheid vertellen. Client en zijn neven hebben wel een verklaring. Zij worden helaas vaak geconfronteerd met racistische opmerkingen van de mensen van het woonwagenkamp. Het is duidelijk dat zij hen daar niet moeten en het zou client niet verbazen dat dit de reden is dat een dergelijk verhaal is verteld.

Waarom zou aangever client zomaar schoppen? Dat is ook een goede vraag, welke opnieuw kan worden beantwoord vanuit racistisch oogmerk. Deze vraag kan ook gesteld worden ten opzichte van client. Waarom zou hij de aangever zomaar slaan? Niet is gebleken dat client de scooter zou willen stelen. Dit is nergens op gebaseerd.

Hoe weet de aangever dan dat deze jongens een stalen voorwerp hadden? Dat heeft hij kunnen zien. Duidelijk blijkt dat de aangever een eindje verder is blijven wachten. Zoals hij zelf verklaart, zag hij de jongens nadien aan komen lopen. Hij heeft dus gezien dat deze jongens een dergelijk voorwerp in hun handen hadden en heeft daarmee zijn verhaal kunnen aansterken.

Waarom heeft de vader van de aangever het over een stalen pijp? Aangever en zijn vader hebben besproken over wat er is gebeurd. De vader was er niet bij, maar weet het van zijn zoon. Dit is één en dezelfde bron.

De belangrijkste vraag betreft de vraag hoe aangever aan het letsel komt. Het is een vraag die de verdediging niet kan beantwoorden. Wat ook niet kan, is met zekerheid te zeggen dat cliënt dit letsel heeft toegebracht. Er zijn namelijk drie mensen die zeggen dat cliënt hem niet heeft aangeraakt. Er is één iemand, namelijk de aangever, die zegt dat dit is ontstaan door het slaan met een stalen voorwerp, terwijl in ieder geval is gebleken dat dit niet kan.

We weten niet of de aangever dit letsel al had of daarna heeft opgelopen. We weten niet wat de aangever daarvoor heeft gedaan of in de tijd dat hij door is gereden naar het woonwagenkamp en weer terug.

Wat we in ieder geval kunnen zeggen, is dat het letsel niet past bij het slaan met een putdeksellichter, een stalen voorwerp met een flinke punt eraan. We weten in ieder geval dat dit een hoop meer letsel zou veroorzaken dan een snijwondje van 1x1x2 cm.

(...)

(Tussen)conclusie
Gelet op al het voorgaande kan niet wettig en overtuigend bewezen worden [dat] client de aangever heeft geslagen met een stalen voorwerp.”

ECLI:NL:HR:2024:885 - PONT Data&Privacy (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Terence Hammes MD

Last Updated:

Views: 6548

Rating: 4.9 / 5 (69 voted)

Reviews: 92% of readers found this page helpful

Author information

Name: Terence Hammes MD

Birthday: 1992-04-11

Address: Suite 408 9446 Mercy Mews, West Roxie, CT 04904

Phone: +50312511349175

Job: Product Consulting Liaison

Hobby: Jogging, Motor sports, Nordic skating, Jigsaw puzzles, Bird watching, Nordic skating, Sculpting

Introduction: My name is Terence Hammes MD, I am a inexpensive, energetic, jolly, faithful, cheerful, proud, rich person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.