ECLI:NL:RBGEL:2024:3575 - PONT Data&Privacy (2024)

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummers: 05.320630.23, 05.011905.24 (gev. ttz.), 01.171159.21 (tul) en 05.154898.20 (tul)

Datum uitspraak: 11 juni 2024

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 2004 in [geboorteplaats] ,

op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .

Raadslieden:

mr. N. Brands, advocaat in Goor, en mr. B.G.M. Frencken, advocaat in ’s-Hertogenbosch.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

Parketnummer 05-320630-23

1.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Neede, gemeente Berkelland, althans in Nederland

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van een of meerdere bankpassen,

- telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer] en/of zich in een telefoongesprek heeft voorgedaan als een medewerker van de Rabobank en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat er door een [naam 1] geld van haar bankrekening is/zou worden afgeschreven,

- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar pincode (af) moest geven en/of dat er een nieuwe pinpas zou worden opgemaakt en/of er vanavond iemand bij haar woning zou komen om de oude bankpas(sen) op te halen en/of

- ( vervolgens) naar de woning (gelegen aan de [adres 1] ) van die [slachtoffer] is gegaan,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

een of meer onbekend gebleven daders op of omstreeks 1 december 2023 te Neede, gemeente Berkelland, althans in Nederland ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van een of meerdere bankpassen,

- telefonisch contact hebben gezocht met die [slachtoffer] en/of zich in een telefoongesprek voor hebben gedaan als (een) medewerker(s) van de Rabobank en/of tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat er door een [naam 1] geld van haar bankrekening is/zou worden afgeschreven,

- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] hebben gezegd zeggen dat zij haar pincode (af) moest geven en/of dat er een nieuwe pinpas zou worden opgemaakt en/of er vanavond iemand bij haar woning komt om de oude bankpas(sen) op te halen en/of

- ( vervolgens) naar de woning (gelegen aan de [adres 1] ) van die [slachtoffer] zijn gegaan,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 1 december 2023 te Neede, gemeente Berkelland althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door met de auto naar de woning (gelegen aan de [adres 1] ) van die [slachtoffer] te gaan en/of (vervolgens) naar de voordeur van voornoemde woning te lopen en/of (vervolgens) aan te bellen bij voornoemde

woning

2.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Borne een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool, van het merk Blow, type/model TR 34, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad

3.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Borne munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie, kogelpatronen (merk Sellier & Bellot JSC) van het kaliber 7.65 mm

voorhanden heeft gehad;

4.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Borne opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA

een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Parketnummer 05-011905-24

hij op of omstreeks 4 december 2023 (tussen 15.00 uur en 15:35 uur) te Borne althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de muur van de luchtplaats, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan het arrestantencomplex te Borne, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs n

Het bewijs is terug te vinden in de in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte processen-verbaal, dossiernummer PL0600-2023555531, gesloten op 11 januari 2024, en dossiernummer PL0600-2023559506, gesloten op 12 januari 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Parketnummer 05-320630-23, feit 1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot oplichting.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Zodoende dient verdachte daarvan (volledig) te worden vrijgesproken.

De verdediging heeft aangegeven dat het volgende alternatieve scenario denkbaar is:

Verdachte is (als passagier op de achterbank) met [naam 2] (als bestuurder) en een derde persoon (als passagier voorin) naar Neede gereden. Aldaar is deze derde persoon ter hoogte van de [adres 1] uitgestapt. Hij heeft bij aangeefster aangebeld en is vervolgens weggerend. [naam 2] en verdachte zijn weggereden en kort daarna aangehouden. Het is dus zeer goed mogelijk dat deze derde persoon zich niet meer bij de anderen in de auto heeft kunnen voegen. Hierdoor werd verdachte ten onrechte aangemerkt als degene die uit auto is gestapt. Volgens verdachte heeft deze derde persoon ook een donkere huidskleur en was hij op 1 december 2023 gekleed in een dikke zwarte jas. Verdachte droeg een dunne winterjas.

De raadsman stelt dat er - in voornoemd alternatieve scenario - onvoldoende aanknopingspunten zijn om tot medeplegen dan wel medeplichtigheid te komen. Niet is gebleken dat er sprake is (geweest) van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook het bevorderen of vergemakkelijken van het door een ander begaan misdrijf kan niet worden bewezen.

Beoordeling door de rechtbank

Verklaring van aangeefster

Aangeefster ontving op 1 december 2023 om 16.45 uur het volgende sms-bericht afkomstig van een mobiele telefoon met [telefoonnummer 1] :

"*Dit is een automatisch SMS-bericht vanuit de Rabobank*
Uw overboeking van 1825,00 euro naar [naam 1] * kan niet worden uitgevoerd.
Heeft u de betaalopdracht niet zelf uitgevoerd?
Neem direct contact op met de klantenservice [telefoonnummer 2] "

Aangeefster [slachtoffer] schrok hiervan en belde het aangegeven telefoonnummer. Zij kreeg een man aan de lijn die zichzelf voorstelde als [naam 3] van de Rabobank. De man zei dat er meerdere pogingen waren gedaan om geld naar [naam 1] in Alkmaar over te boeken. Hij adviseerde haar om onmiddellijk actie te ondernemen omdat de pinpas geblokkeerd moest worden en vervangen door een nieuwe pinpas. Hij vroeg veel informatie waaronder de pincode van haar nieuwste pinpas, die aangeefster hem vervolgens heeft gegeven. Een medewerker van de bank, genaamd [naam 4] , zou naar de woning van aangeefster (aan de [adres 1] in Neede) komen om de oude pinpas op te komen halen. [naam 4] zou de code 1267 noemen. Met die code kon aangeefster verifiëren dat hij daadwerkelijk de bode van de Rabobank was. De man hield aangeefster bijna 2 uur lang aan de lijn. Op een gegeven moment vertrouwde zij het niet meer. Haar man belde ondertussen de politie. Terwijl aangeefster nog in gesprek was met de man ging de deurbel en haar echtgenoot liep met de envelop met daarin een oude onbruikbare bankpas naar de voordeur om open te doen. Hij zag door het raam van de deur een schim, maar toen hij de deur open deed was de man al weg. Aangeefster had de man toen nog aan de telefoon en die was verbaasd dat de man niet bij aangeefster voor de deur stond, omdat die daar nu volgens hem moest zijn.n

Proces-verbaal van aangifte, dossiernummer PL0600-2023555531, p. 20 t/m 23.

De voornoemde gang van zaken kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als een poging tot oplichting van aangeefster. De vraag is vervolgens of en zo ja, welke rol verdachte hierbij heeft gespeeld.

Aanhouding en signalement verdachte

De politie observeerde naar aanleiding van de melding op 1 december 2023 de omgeving rondom de [adres 1] . [verbalisant 1] had goed zicht op de woning van aangeefster. Straatlantaarns gaven voldoende licht om passanten duidelijk te kunnen zien. Om 19.10 uur kreeg [verbalisant 1] van de echtgenoot van aangeefster door dat haar bankpas “over 5 minuten” zou worden opgehaald. Kort daarna zag [verbalisant 1] een witte personenauto van het merk Seat de Kievitstraat inrijden. [verbalisant 1] verklaarde dat om 19.15 uur een man uit de auto stapte en rechtstreeks naar de voordeur van de [adres 1] liep. Door de verlichting ter plaatse kon [verbalisant 1] de man goed waarnemen en bovendien liep de man maar op enkele meters voor [verbalisant 1] langs. Hij zag dat de man redelijk snel het erf op liep. Omdat de man toen kort uit het zicht verdween door een voertuig op de oprit van [huisnummer] , besloot [verbalisant 1] zijn voertuig te verlaten en in de richting van perceel [adres 1] te lopen. Hij zag dat de man in versnelde pas de rijbaan van de [adres 1] weer op liep. De man merkte [verbalisant 1] op en keek in zijn richting, waardoor [verbalisant 1] hem bij voldoende straatverlichting recht in het gezicht kon kijken. Daarna rende de man weg. Om 19.30 uur hoorde [verbalisant 1] dat collega’s op de Borculoseweg binnen de bebouwde kom van Neede een witte Seat hadden aangetroffen met daarin twee inzittenden. [verbalisant 1] is er naar toe gegaan en herkende de personenauto als de witte Seat die hij eerder had gezien. Hij zag dat rechtsachter in de auto een donkere man zat en hij herkende deze man, die [verdachte] bleek te zijn, voor 100% als de man, die kort daarvoor aan de deur was geweest bij aangeefster.

[verbalisant 1] heeft de man als volgt omschreven:

  • een niet al te grote, slanke man;

  • donkere huidskleur;

  • kort, zwart kroeshaar, dat onder het licht van de straatverlichting doorscheen op zijn hoofdhuid waardoor die een beetje begon te glimmen;

  • donkere broek met smalle pijpen;

  • donkere sportschoenen;

  • en een donkerblauwe, dik gewatteerde winterjas met stiksels, waardoor brede banen ontstonden, en een capuchon. n

    Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , dossiernummer PL0600-2023555531, p. 54 en 55.

In het dossier met parketnummer 05-011905-24 zijn beelden van 4 december 2023 van verdachte op de luchtplaats van het cellencomplex in Borne gevoegd. Op die dag droeg verdachte een donkere, gewatteerde jas, met brede banen en een capuchon en een zwarte broek met smalle pijpen.n

Proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, dossiernummer PL0600-2023559506, p. 13 t/m 27.

Verdachte verklaarde ter zitting dat hij op 1 december 2023 dezelfde kleding aanhad als de kleding die op deze beelden is te zien. Op de dag van de aanhouding droeg hij zwarte sportschoenen.n

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 mei 2024.

Het alternatieve scenario van verdachte dat een derde persoon mee naar Neede reed en daar aan de deur van aangeefster is geweest vindt de rechtbank niet aannemelijk. Het door [verbalisant 1] gegeven signalement, die heeft aangegeven goed zicht te hebben gehad op verdachte, op enkele meters afstand van hem te hebben gestaan en hem bij voldoende straatverlichting recht in zijn gezicht te hebben kunnen kijken toen de verdachte zijn kant op keek, komt overeen met het signalement van verdachte op de foto’s van de luchtplaats. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij de kleding die hij op die foto’s aan heeft, ook op 1 december 2023 aan had. Het voorgaande maakt dat de rechtbank, mede gelet op het zicht dat de verbalisant aangeeft op de man die aan de voordeur bij aangeefster kwam te hebben gehad, geen reden heeft aan de herkenning van verdachte door [verbalisant 1] te twijfelen. Daar komt bij dat verdachte, ter zitting gevraagd naar het signalement van deze derde persoon, aangeeft dat deze langer is dan hij terwijl hij bij een eerder verhoor heeft aangegeven dat deze persoon kleiner zou zijn, zodat de rechtbank wel reden heeft aan deze verklaring te twijfelen.

De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het verdachte is geweest die op 1 december 2023 naar de deur van aangeefster toeliep terwijl aangeefster met een medeverdachte aan de telefoon was. De vraag is vervolgens of zijn rol als die van medepleger of van medeplichtige moet worden gezien.

Medeplegen

De rechtbank acht het medeplegen bewezen. De methodiek was goed doordacht. Terwijl een medeverdachte aangeefster aan de lijn hield en daarbij aangaf dat er een persoon van de Rabobank aan de deur zou komen om haar pinpas op te halen, liep verdachte naar de voordeur van de [adres 1] in Neede, met de bedoeling om die pinpas op te halen. Dit maakt duidelijk dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering waaraan verdachte een belangrijke bijdrage leverde.

Parketnummer 05-320630-23, feit 2, 3 en 4

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen feit 2 en 3:

- het proces-verbaal van bevindingen, dossiernummer PL0600-2023555531, p. 43 en 44;

- het proces-verbaal onderzoek wapen, dossiernummer PL0600-2023555531, p. 282 en 283;

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2024.

Bewijsmiddelen feit 4:

- het proces-verbaal van bevindingen, dossiernummer PL0600-2023555531, p. 43;

- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, dossiernummer PL0600-2023555531,

p. 311 t/m 317;

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2024.

Parketnummer 05-011905-24

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, Sv en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van bevindingen, dossiernummer PL0600-2023559506, p. 13 en 14;

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2024.

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05-320630-23 als feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 en onder parketnummer 05-011905-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

Parketnummer 05-320630-23

1.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Neede, gemeente Berkelland, althans in Nederland

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van een of meerdere bankpassen,

- telefonisch contact heeft gezocht met die [slachtoffer] en/of zich in een telefoongesprek heeft voorgedaan als een medewerker van de Rabobank en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat er door een [naam 1] geld van haar bankrekening is/zou worden afgeschreven,

- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar pincode (af) moest geven en/of dat er een nieuwe pinpas zou worden opgemaakt en/of er vanavond iemand bij haar woning zou komen om de oude bankpas(sen) op te halen en/of

- ( vervolgens) naar de woning (gelegen aan de [adres 1] ) van die [slachtoffer] is gegaan,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Borne een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool, van het merk Blow, type/model TR 34, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;

3.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Borne munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie, kogelpatronen (merk Sellier & Bellot JSC) van het kaliber 7.65 mm

voorhanden heeft gehad;

4.

hij op of omstreeks 1 december 2023 te Borne opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA

een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Parketnummer 05-011905-24

hij op of omstreeks 4 december 2023 (tussen 15.00 uur en 15:35 uur) te Borne althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de muur van de luchtplaats, in elk geval enig goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan het arrestantencomplex te Borne, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde levert op:

Parketnummer 05-320630-23

feit 1 primair:

medeplegen van poging tot oplichting;

feit 2 en 3:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

feit 4:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

Parketnummer 05-011905-24

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

De feiten zijn strafbaar.

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman ziet, gelet op het Pro Justitia rapport uit 2021, aanleiding om de strafbare feiten ook nu in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Dit in overweging nemende zou aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Eventueel zou daarnaast nog een voorwaardelijke straf kunnen worden opgelegd met bijzondere voorwaarden.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot oplichting, het voorhanden hebben van een vuurwapen met scherpe munitie en het aanwezig hebben van harddrugs. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan beschadiging van andermans eigendom.

Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor criminelen op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Verdachte heeft in samenwerking met (een) ander(en) op geraffineerde wijze de pincode van het slachtoffer weten te bemachtigen. Hij was op weg om de pinpas op te halen. Als dat gelukt was had hij onbeperkt toegang tot de bankrekening van het slachtoffer gehad en grote geldbedragen op kunnen nemen. Verdachte heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het strafbare feit. Hij wilde zich verrijken en had geen oog voor de emotionele gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou kunnen hebben. Daarbij is hij heel berekenend te werk gegaan, waarbij hij doelbewust oudere – en daardoor kwetsbare – mensen tot slachtoffer heeft gemaakt. Dat hij gewapend was met een omgebouwd gaspistool, voorzien van scherpe munitie, maakt de zaak nog zorgwekkender. Het ongecontroleerde bezit van een wapen brengt een onaanvaardbaar risico mee dat het ook daadwerkelijk gebruikt zal worden.

Bij de aanhouding is bij verdachte MDMA gevonden. Het is algemeen bekend dat dit verdovende middel gevaren voor de gezondheid van de gebruikers opleveren. Gebruikers financieren hun verslaving veelal door criminele opbrengsten. Hierdoor wordt de samenleving ondermijnd.

Verdachte heeft ten slotte uit verveling de muren van de luchtplaats in het cellencomplex in Borne met onder meer een hakenkruis bekrast. Dergelijke doelloze acties veroorzaken naast overlast voor de medewerkers en de andere gedetineerden onnodige kosten voor de maatschappij.

Justitiële documentatie

Verdachte heeft zich vaker voor de rechter moeten verantwoorden voor soortgelijke feiten. Uit de justitiële documentatie van 10 mei 2024 blijkt dat hij in januari 2022 is veroordeeld voor twee woningovervallen. Inmiddels is sprake van een patroon op het gebied van het plegen van vermogensdelicten, al dan niet gepaard gaande met geweld.

Reclasseringsadvies

Reclassering Nederland heeft op 25 april 2024 een rapport uitgebracht. Verdachte heeft volgens de reclassering vooralsnog weinig tot niet geprofiteerd van de eerder aangeboden (intensieve) hulpverlening en begeleiding. Het valt op dat verdachte in een duidelijke en gestructureerde omgeving uiteindelijk ‘in de pas gaat lopen’. Op het moment dat hij meer vrijheden krijgt gaat het mis. Het sociaal netwerk, het middelengebruik, het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte worden gezien als criminogene factoren en het risico op (gewelddadige) recidive wordt als hoog ingeschat. De reclassering heeft aangegeven dat gelet op het wegingskader de toepassing van het jeugdstrafrecht niet geïndiceerd is. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een taak- of gevangenisstraf zonder gedragsaanwijzingen of bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om in het kader van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden met verdachte aan de slag te gaan, waarbij de reclassering meeweegt dat van de jeugdreclassering is vernomen dat er al heel veel is ingezet, maar dat dit nog niet tot gedragsverandering heeft geleid.

Pro Justitia-rapportage

Verdachte wilde geen medewerking verlenen aan het onderzoek door de psycholoog. Zij kon daarom niet beoordelen of verdachte lijdt aan een psychische stoornis of een verstandelijke beperking, noch kon zij de overige vragen beantwoorden, waaronder de vragen naar de doorwerking van een eventuele stoornis ten tijde van het tenlastegelegde en de (mate van) toerekeningsvatbaarheid.

Bij gebreke van een actuele psychologische Pro Justitia-rapportage ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, geen reden om uit te gaan van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Concrete aanwijzingen dat daarvan moet worden uitgegaan ontbreken ook anderszins.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank volgt de eis van de officier van justitie en legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest. In navolging van het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de poging tot oplichting, zoals onder parketnummer 05-320630-23, feit 1 primair ten laste gelegd, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging

Gelet op de bepleite vrijspraak moet de schadevordering worden afgewezen. In elk geval dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Wettelijk gezien komt de benadeelde partij niet in aanmerking voor de vergoeding van immateriële schade. Daarnaast zijn de gestelde psychische gevolgen, zoals angstgevoelens, de slaapperikelen, maar ook de lichamelijke klachten op geen enkele wijze onderbouwd. De aangehaalde uitspraken betreffen geen vergelijkbare zaken. Immers was in die zaken daadwerkelijk sprake van oplichting en zijn in die gevallen bankpassen en/of geld afhandig gemaakt, hetgeen in deze casus niet het geval is geweest.

Overweging van de rechtbank

Smartengeld

De benadeelde partij heeft recht op smartengeld in de limitatief in de wet opgesomde gevallen in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij door de poging tot oplichting ‘op andere wijze is aangetast in de persoon’. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is, ook als het bestaan van geestelijk letsel niet aan de hand van concrete gegevens kan worden vastgesteld, niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106 aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Degene die zich hierop beroept, zal de aantasting in de persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders als de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon (zonder concrete gegevens ter onderbouwing) kan worden aangenomen.

Alhoewel de rechtbank begrijpt dat de gebeurtenis voor mevrouw [slachtoffer] angstaanjagend was en van invloed is geweest en nog is op haar dagelijks leven, is deze niet van dien aard en ernst dat een aantasting in de persoon zonder concrete gegevens kan worden aangenomen. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

1. een telefoontoestel, grijs, merk Apple iPhone 11 Pro Max;

2. een telefoontoestel, wit, merk Apple iPhone 7.

De rechtbank zal de teruggave van beide telefoons aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummer 01-154898-20 en parketnummer 01-171159-21)

Parketnummer 01-154898-20

De kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft verdachte op 29 september 2020 veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beslissing van de rechtbank

Bewezen is dat verdachte zich in de proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

Parketnummer 01-171159-21

De meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant heeft verdachte op 7 januari 2022 (onder parketnummer 01-171159-21) voorwaardelijk veroordeeld tot de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaren (PIJ-maatregel).

Het standpunt van Jeugdbescherming Brabant, zoals ter zitting toegelicht door de toezichthoudster

Jeugdbescherming Brabant (hierna: de jeugdreclassering) heeft in het rapport van 2 november 2023 aangegeven dat het begeleidingstraject bij De Catamaran, waar verdachte in een besloten setting verbleef vanaf 1 april 2022, tot een positieve ontwikkeling heeft geleid. Het vervolgtraject met het verblijf bij trainingshuis De Schakel per 19 december 2022 (op het terrein van GGzE) en per 3 juli 2023 bij 2Live (begeleid wonen) verliep minder voorspoedig. Op het moment dat de kaders wegvielen en meer van verdachte gevraagd werd, ging het mis. Verdachte komt zijn afspraken niet na en lijkt vooral na de overstap na 2 Live snel af te glijden. Er zijn signalen dat hij zich ophoudt met antisociale jongeren en de onderhavige zaak bevestigt de terugval in het criminele (drugs-)circuit. De jeugdreclassering is van mening dat er binnen de huidige situatie en samenwerking zoveel zorgen zijn, dat het noodzakelijk is om verdachte terug te plaatsen in een strenger regime, waar hij van de hulp wordt voorzien die hij nodig heeft. De jeugdreclassering ziet geen mogelijkheden meer om dit middels de bijzondere voorwaarden te waarborgen.

De toezichthoudster heeft het voorgaande ter zitting nader toegelicht en meegedeeld dat het standpunt nog altijd is dat er geen mogelijkheden (meer) worden gezien om verdachte binnen een voorwaardelijk kader te begeleiden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de maatregel. Verdachte vertoont ondanks alle inspanningen van hulpverleners crimineel gedrag. De officier van justitie heeft er geen vertrouwen in dat verdachte in de huidige setting een delictvrije toekomst tegemoet gaat.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel af te wijzen. Het is niet voorspelbaar of de maatregel tot het gewenste succes zal leiden. Gelet op verdachtes leeftijd is de maatregel wellicht ook niet meer passend. De begeleiding bij De Catamaran verliep goed, er was sprake van een positieve lijn. Pas na overplaatsing in een andere setting met meer vrijheden ging het mis. Achteraf bezien zijn er vanuit De Catamaran te snel verkeerde afslagen genomen en is misschien niet de goede hulp geboden. De raadsman ziet in een terugplaatsing van verdachte naar De Catamaran binnen de huidige bijzondere voorwaarden meer kans om verdachte de nodige hulp te bieden dan in een tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel.

Beslissing van de rechtbank

Uit de negatieve retourmelding van de jeugdreclassering, zoals ter zitting toegelicht door de toezichthoudster, blijkt dat de begeleiding van verdachte in het kader van de PIJ-maatregel en de voorwaarden die golden niet het gewenste effect hebben kunnen sorteren. Ondanks het ingezette intensieve hulpverleningstraject hebben de interventies niet tot een bestendige gedragsverandering geleid. Er is sprake van een zeer zorgelijke situatie, een disfunctioneren op meerdere levensterreinen en een stagnatie in de ontwikkeling.

De rechtbank merkt verder nog op dat zij kennis heeft genomen van de Pro Justitia-rapportage van 23 november 2021, waarin te lezen valt dat er een grote kans is dat de (toen) norm overschrijdende gedragingen van verdachte zullen blijven voortbestaan in de volwassenheid, waarmee de ontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis mogelijk wordt. Dit dreigt, gelet op de in dit vonnis bewezenverklaarde ernstige strafbare feiten, werkelijkheid te worden. Tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel, waarbinnen sprake zal zijn van een strak kader, biedt een mogelijkheid ‘het tij te keren’. Andere mogelijkheden om dit te bereiken ziet de rechtbank niet.

Gelet hierop, en gezien de informatie van de jeugdreclassering, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel gerechtvaardigd, tenzij dit niet in het belang van de zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde zou zijn of niet nodig zou zijn om de maatschappij te beschermen. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat tenuitvoerlegging mede gelet op de recidive en het hoge risico op (gewelddadige) recidive noodzakelijk is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel dient te worden bevolen.

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:

-45, 47, 57, 63, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;

-2 en 10 van de Opiumwet;

-26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;

 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Beslissing ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] :

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;

Beslissing ten aanzien van het beslag:

 gelast de teruggave van de Apple iPhone 11 Pro Max en de Apple iPhone 7;

Beslissing op de vorderingen tot tenuitvoerlegging:

 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 29 september 2020 door de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf van
50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie (parketnummer 01-154898-20);

 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 7 januari 2022 door de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant voorwaardelijk opgelegde maatregel, te weten de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaren (parketnummer 01-171159-21).

Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. S. Jansen en
mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.

ECLI:NL:RBGEL:2024:3575 - PONT Data&Privacy (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Merrill Bechtelar CPA

Last Updated:

Views: 6550

Rating: 5 / 5 (70 voted)

Reviews: 93% of readers found this page helpful

Author information

Name: Merrill Bechtelar CPA

Birthday: 1996-05-19

Address: Apt. 114 873 White Lodge, Libbyfurt, CA 93006

Phone: +5983010455207

Job: Legacy Representative

Hobby: Blacksmithing, Urban exploration, Sudoku, Slacklining, Creative writing, Community, Letterboxing

Introduction: My name is Merrill Bechtelar CPA, I am a clean, agreeable, glorious, magnificent, witty, enchanting, comfortable person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.